40 JAAR POLITIEKE ACTIE VOOR INDIA
Tot halverwege de jaren zeventig was India de grootste parlementaire democratie ter wereld, een voorbeeld voor derdewereldlanden en naast Indonesië de grootste ontvanger van Nederlandse ontwikkelingshulp. Van de destijds 800 miljoen inwoners waren er 300 miljoen straatarm en 100 miljoen steenrijk. Dank zij het ‘liberale’ democratisch karakter konden armen zich wel organiseren, staken en demonsteren. Daar kwam echter een einde aan toen premier Indira Gandhi, na een grote spoorwegstaking in 1974 gevolgd door massademonstraties in 1975 de noodtoestand uitriep. 20.000 kritische arbeiders werden direct ontslagen en volgens Amnesty waren er in 1976 al 80.000 politieke gevangenen.
Voor een aantal Nederlanders die in dit land hadden gewerkt was dit de aanleiding om een steun comité op te richten de Landelijke India Werkgroep (LIW). Gerard Oonk (1948) was één van hen en vanaf de oprichting heeft hij meer dan veertig jaar voor de organisatie gewerkt, eerst als vrijwilliger en vanaf 1980 dankzij een NCO subsidie als landelijke voorman. Als gepensioneerde schreef hij onlangs het boek “Een berg verzetten – veertig jaar vechten voor mensenrechten in India”.
Ooit waren er wel dertig landen-comités ter ondersteuning van met name de onderdrukking in Latijns-Amerika en Zuidelijk Afrika. Het LIW is een van de laatste, zo niet het laatste landencomité en het is een bijzonder comité. In tegensteling tot de hierboven genoemde comités stond het LIW niet achter één bevrijdingsbeweging en ze had ook geen droom over een toekomstige socialistische samenleving. Op pragmatische wijze ondersteunde zij organisaties van kleine boeren, vissers, arbeiders, alsmede progressieve bewegingen van vrouwen en studenten.
In zijn overzichtsboek heeft Gerard alle acties uitgebreid beschreven en dat zijn er velen. Het begon in 1980 met een succesvolle actie tegen de door Nederland geleverde moderne vistrawlers die de lokale vissers in hun bestaan bedreigde. De LIW kon middels gedegen rapporten aantonen dat deze vorm van ontwikkelingshulp de mensen alleen maar armer maakte. Resultaat: de levering werd stopgezet. Op deze wijze voerde de LIW reeksen acties. Onder anderen: stop kunstmestlevering en “Melk India Niet Uit”. Na en naast deze kritiek op en onthulling van Nederlandse exportbelangen, gefinancierd met ontwikkelingshulp, ging LIW begin jaren negentig over naar structurele thema’s te beginnen bij “Stop Kinderarbeid“. Samenwerkend met nationale en internationale organisaties werd kinderarbeid met name in de Indiase tapijtindustrie aan de kaak gesteld. Het geheel kreeg zijn hoogtepunt in de in 1998 gehouden “Global March Against Child Labour“ in den Haag. Ik heb daar met mijn kleinzoon nog in meegelopen.
Een volgend thema werd het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. (MVO) MOV was eind jaren negentig een trend bij ondernemers en politieke partijen. Dezen beweerden graag dat zij zeer verantwoord bezig waren of daarnaar streefden maar in feite bleef het bij lippendienst. De hoofdstukken over MVO en het internationale MVO (IMVO) is taai en soms saai om te lezen maar tegelijkertijd indrukwekkend. Het eindeloze geduld van actievoerders, hun reeksen van aanbevelingen, degelijke rapporten, hun gesprekken met politici en daar tegenover het trage meedenken van politici, de trucs om er onder uit te komen, het uitstel en vaak afstel. Draaien en konkelen en toch houdt LIW vol en uiteindelijk ontstaan er kleine en soms wat grotere successen. Gerard Oonk heeft het tot in de kleinste details beschreven en hoewel taai leesvoer is, is het ook zeer leerzaam. Leerzaam maar ook droef makend is de reactie van politieke partijen. In de hoogtijdagen van MVO-acties had Links al niet veel meer in te brengen dus werd het lobbyen en praten met Rechts. Dat de VVD nou niet zat te wachten op MVO, daar maakte ze geen geheim van. Maar het CDA met een mondvol christelijke waarden over gerechtigheid deed voor de VVD niet onder. Ere wie ere toekomt het was en is vooral de Christen Unie die de MVO eisen, onder andere de ketenaansprakelijkheid van bedrijven volledig steunde.
Zo rond het jaar 2000 stort de LIW zich op het kastenvraagstuk in India; de afschuwelijke en vernederende situatie waarin de laagste kaste de zogeheten Dalits of beter gezegd ‘De Onaanraakbaren‘ zich bevinden. Het International “Dalit Solidarity Network” zette zich vanaf haar ontstaan in 2000 in om kastediscriminatie op de agenda van de Verenigde Naties te plaatsen. Volgens de Indiase regering is het kastensysteem een cultuurkwestie waar andere landen niets mee te maken hebben. Het “Dalit Netwerk Nederland”, mede opgezet door het LIW houdt in 2004 een grote campagne “Stop kastendiscriminatie“. Ondertussen is iedereen van Links tot Rechts ervan overtuigd dat het kastensysteem schandalig is maar dat leidt niet tot concrete besluiten of zoals Gerard Oonk in zijn nawoord schrijft: “Als Nederlandse economische belangen geschaad lijken te worden maakt vooral Rechts maar regelmatig ook Links snel rechtsomkeert”. De ChristenUnie was de partij die in de kamer het meest aandacht vroeg voor gevoelige thema’s als Dalits en hindoe-extremisme“.